Als hoogleraar ervaart ook Beatrice de hoge werkdruk die de onderfinanciering meebrengt in het hoger onderwijs: ‘Het is pittig voor alle mensen met een reguliere onderwijslast maar vooral voor startende docenten is het zwaar. Zij moeten met de minste ervaring de meeste uren maken waardoor ze minder tijd over houden voor eigen onderzoek en projecten. Terwijl juist die onderzoekstijd zo waardevol is om te groeien. Daarnaast is er een structureel gebrek aan denk- en bezinningsruimte. Zeker in de geesteswetenschappen is daar behoefte aan, maar voor iedereen is het belangrijk dat je de tijd en ruimte hebt om rustig na te denken. Alleen dan ontstaan creatieve invalshoeken en worden de juiste vragen gesteld.’
Beatrice de Graaf ziet dat de onderfinanciering van de afgelopen decennia ervoor heeft gezorgd dat er zo efficiënt mogelijk gewerkt moet worden: ‘Je merkt bijvoorbeeld dat de structuur van het aannamebeleid van universiteiten is aangepast waarbij mensen worden gekozen op basis van hun uithoudingsvermogen zodat ze door de werkdruk niet snel overspannen zullen raken. Introverte mensen schakel je daarmee meteen uit. We zijn terecht gekomen in een soort machine die maar door blijft gaan. Alles wat de academische geest niet is. De universiteit is juist een plek van reflectie en bezinning.’
Als het aan Beatrice ligt, moet de 1,1 miljard meer onderzoekstijd creëren voor zowel docenten als studenten: ‘Er moet weer genoeg ruimte zijn om een keer met studenten een uitstap te maken naar een museum of tentoonstelling. De combinatie van praktijk en onderzoek moet veel meer met elkaar verweven worden. Voor docenten moet er meer flexibiliteit in het combineren van onderzoek en onderwijs komen. Dat is wat academisch onderwijs zo waardevol maakt.’